Op 18 mei 2021 sprak de Rechtbank Amsterdam de straf uit in de zaak tegen de jongen die Bas van Wijk doodschoot. Bij het uitspreken gaf de Rechtbank aan dat zij een deel van de dagvaarding nietig heeft verklaard. Daar is commotie over ontstaan.
De Rechtbank gaf bij het voorlezen van het vonnis expliciet aan dat zij tot een lagere straf kwam mede omdat de Rechtbank veroordeelde voor een minder zwaar feit dan waar de Officier voor had vervolgd. Dat kwam doordat de Rechtbank niet toekwam aan de beoordeling van de primair tenlastegelegde gekwalificeerde doodslag.
De advocaat van de verdachte publiceerde een blog op de website van haar kantoor waarin diverse sneren worden gegeven aan de advocaten van de benadeelde partijen. Ik ben er daar in ieder geval één van. Ik citeer uit de blog:
“Wat mij echter wel heeft verbaasd is dat collega-advocaten, ook een advocaat die in deze zaak betrokken is geweest, uitsluitend aan de haal gaan met de vormfout zonder enige nuance, kennisneming van het vonnis laat staan kennis van de inhoudelijke behandeling. En juist dat laatste noopt mij tot deze blog.”
en
“Wat wel mogelijk was geweest, is dat de advocaten van de nabestaanden en/of aangevers die van deze wijziging ook kennisnamen hier een opmerking over hadden gemaakt dan wel om schorsing hadden gevraagd om het OM op deze omissie te wijzen. Dat is niet gebeurd. Ik vind het dan ook opmerkelijk dat één van deze advocaten[1] vervolgens uitsluitend het OM verwijten een grove fout te hebben gemaakt. Ik zou het mij als advocaat van de nabestaanden ieder geval wel aantrekken dat ik een dergelijke fout niet zou hebben opgemerkt. Maar daar hoor ik niemand over.”
Over deze twee passages valt veel te zeggen. Het is nogal wat om over een collega te zeggen dat hij geen kennis heeft genomen van een vonnis en ook niet van de inhoudelijke behandeling waar hij zelf bij was. Daarnaast werd in de eerst gepubliceerde versie gezegd dat: “diezelfde advocaten vervolgens uitsluitend het OM verwijten een grove fout te hebben gemaakt.” In de aangepaste versie wordt gesproken over één van de advocaten, kennelijk doelende op ondergetekende.
Ik heb maar even teruggekeken wat ik precies gezegd heb op camera voor AT5. Die tekst luidde als volgt:
“…. Mijn cliënten zijn ontstemd dat het Openbaar Ministerie kennelijk in de ogen van de Rechtbank een fout heeft gemaakt. Of dat fout blijft, ja dat is de vraag.”
Het is bekend dat er in televisieprogramma’s vaak geknipt wordt. Ik heb meerdere cameraploegen te woord gestaan maar dit is altijd de essentie van mijn verhaal namens cliënten geweest.
Hoewel de wet slachtoffers de mogelijkheid helemaal niet expliciet biedt, gaf de Rechtbank de raadslieden van de benadeelde partijen de gelegenheid zich uit te laten over de voorgestelde wijziging. Ik heb het echter niet nodig gevonden toen ik de wijziging tenlastelegging onder ogen kreeg om daar opmerkingen over te maken. Als een Rechter zo’n vraag stelt doet hij dat echter niet voor niets. Dat is inmiddels ook wel gebleken.
Volgens de advocate van de verdachte is het niet uit te sluiten dat de Rechtbank – die zij (op dat vlak) hoog heeft zitten – pas na de zitting in raadkamer de “fout” heeft opgemerkt. Desalniettemin vindt zij dat de advocaten van de nabestaanden en slachtoffers, die zij kennelijk niet zo hoog heeft zitten, het zich zouden moeten aantrekken dat zij een dergelijke “fout” niet hebben opgemerkt. Ze merkt nog op dat ze daar niemand over hoort. Ik wel overigens. Verschillende collega’s en andere mensen hebben mij daar rechtstreeks vragen over gesteld.
Ik heb wel degelijk gezien dat datum en plaats in één regel niet waren vermeld, maar verder overal wel. Één van mijn cliënten stelde er zelfs een vraag over. Ik heb toen gedacht: Wat is de ratio achter de wettelijke regel? Dat de verdediging moet kunnen begrijpen waartegen zij zich dient te verdedigen. Dat was de advocate van de verdachte glashelder. Zij heeft dan ook uitgebreid verweer gevoerd.
Ik heb gedacht dat de ratio en bedoeling van de wetgever doorslaggevend behoren te zijn. Dat vindt de Hoge Raad, onze hoogste Rechter in het land, overigens ook. Die oordeelde al in 1975 in een vergelijkbaar geval[2] hierover. Simpel gezegd heeft de Hoge Raad geoordeeld: als pleegdatum en -plaats in de zwaarste beschuldiging ontbreken, maar deze wel terugkomen in de minder zware, dan dient de tenlastelegging zo te worden gelezen dat die datum en plaats ook in de zwaarste beschuldiging zijn opgenomen. Ook in strafrechtelijke literatuur nemen bijvoorbeeld Remmelink en Reijntjes dat standpunt in.
Overigens denkt de verdediging zelf kennelijk ook dat de Rechtbank misschien wat te kort door de bocht is gegaan. Zij schreef immers: “De rechtbank… heeft wellicht gezien de jurisprudentie op dit vlak te formalistisch naar de gewijzigde tenlastelegging gekeken en daaropvolgend beslist.”
Kortom: ik heb de inschatting gemaakt dat het niet vermelden van de pleegdatum en -plaats geen onoverkomelijk probleem zou zijn. Dat bleek het wel te zijn. Voel ik me daar dan rot onder? Krab ik mij achter de oren? Ga ik te rade bij collega’s om te bezien of ik een inschattingsfout heb gemaakt of dringend weer naar de basiscursus moet? Of in de woorden van de verdediging: “Trek ik me dat aan?” Jazeker. Meld ik dat aan de advocaat van de verdachte? Wat denkt u zelf?
Ik bespreek dat met mijn cliënten. Die deze reactie allemaal van tevoren hebben gelezen en hebben goedgekeurd. Want aan hen ben ik verantwoording schuldig. Zij hebben zich natuurlijk ook afgevraagd wat de reden kan zijn voor de verdediging om de blog te schrijven die zij schreef, daarbij opkomend voor de Officier van Justitie die haar cliënt wel degelijk veroordeeld wilde hebben voor gekwalificeerde doodslag en daarvoor een straf vroeg van 18 jaar en TBS met dwang.
De advocaat van de verdachte schreef: “het recht voelt soms niet altijd rechtvaardig, maar rechtvaardig is in onze rechtsstaat gelukkig zoveel meer dan alleen gevoel.”
Ik zei tegen AT5 ook nog:
“Wij gaan ervan uit dat het OM hoger beroep zal aantekenen. Ik bedoel, ze hebben de helft gekregen van wat ze hebben gevraagd maar het belangrijkste is dat mijn cliënten zeggen: dit doet geen recht aan wat er in deze stad is gebeurd. Maar wij gaan ervan uit dat als het OM zichzelf serieus neemt dat zij deze fout wil herstellen en dat beroep vandaag nog aantekent.”
Dat werd een dag later.
Uiteindelijk zal het Gerechtshof, en wie weet later zelfs ook nog de Hoge Raad, oordelen of er sprake is van een gekwalificeerde doodslag. Ik heb dan ook besloten de rest van de discussie te voeren waar die hoort, namelijk in de zittingszaal of 1 op 1 met mijn collega van de verdediging en hier niet uit te wijden over de motieven van de advocaat van de verdachte die haar brachten tot het schrijven van haar blog.
Richard Korver
[1] In een eerdere versie had de schrijfster het nog over de advocaten maar thans beperkt zich dit tot ondergetekende
[2] HR NJ 1975, 231.