De nabestaanden (zussen, moeder en neef) van de heer Henriquez hebben twee verschillende Kort Gedingen aanhangig gemaakt waarin zij verzoeken tot verstrekking van de namen van de vijf agenten die verdacht zijn of werden van betrokkenheid bij zijn dood. Het eerste Kort Geding is gestart omdat zij menen dat de Strafrechter die namen ten onrechte heeft geweigerd. Het tweede Kort Geding is gestart omdat zij verschillende bij de aanhouding aanwezige agenten hierover onder ede voor de civiele rechter willen horen. Beide vorderingen zijn nu afgewezen.
De belangrijkste reden voor afwijzing van hun verzoek tot verstrekking van de namen is vanwege een vermeend bedreigende situatie voor de agenten.
Zo overwogen Rechters verschillende keren dat uit stukken voldoende zou blijken dat de veiligheid van de verdachten een dergelijk anoniem optreden noodzakelijk zou maken, waarbij de Strafrechter heeft aangegeven over dezelfde stukken te bezitten als waarover de nabestaanden van Henriquez beschikken, en dus niet over andere stukken. Het Gerechtshof gaat in hier niet op in in haar arrest van vandaag, en stelt daarentegen dat de Rechtbank in de strafzaak zou hebben medegedeeld dat hij alle stukken in haar bezit heeft, waaronder in ieder geval de stukken waarnaar de nabestaanden verwijzen. Hiermee wordt volgens de nabestaanden de indruk gewekt dat de Rechtbank meer stukken zou kunnen hebben ingezien, hetgeen dus niet het geval is.
In die stukken, die dus zowel de Rechtbank als de nabestaanden kennen, bevindt zich naar inzicht van de nabestaanden echter geen onderbouwing van het feit dat deze agenten zich ook nu nog in een bedreigende situatie zouden bevinden, maar slechts dat er tijdens de rellen in de Schilderswijk in 2015 (mogelijk) sprake was van een concrete dreiging jegens één of meerdere agenten, niet zijnde de agenten waarvan cliënten de namen willen weten. Uit de stukken die dateren van latere momenten, blijkt eveneens simpelweg niet van een dreiging jegens deze agenten.
Dit achten de nabestaanden van Henriquez des te wranger omdat zij ook bereid waren en zijn enkel via hun advocaten kennis van de namen te verkrijgen. Dat betekent dat zij de namen dan zelf niet zouden kennen, en die verstrekking er dus helemaal niet toe zou kunnen leiden dat die vermeende bedreigende situatie erger zou (kunnen) worden.
Daar komt bij dat het Openbaar Ministerie geen of nauwelijks achtergrondonderzoek heeft verricht naar de agenten. Dit is wel gebruikelijk in strafzaken, doch in deze zaak bevindt zich nauwelijks iets hierover in het dossier. De raadslieden van de nabestaanden willen dan ook zelfstandig onderzoek (laten) doen naar de achtergrond van de verdachten, al is het alleen maar door via social media na te gaan wat voor mensen het betreft.
Bovendien is het in deze zaak zo dat in het gehele dossier de namen van DH01 t/m DH05 zijn zwartgemaakt. Enkel het OM beschikt over het niet-zwartgemaakte dossier. Dit betekent dat het thans zelfs voor de Rechtbank zelf niet mogelijk is te controleren of het dossier juist is samengesteld en of de bevindingen die zouden moeten zien op bijvoorbeeld DH02 ook daadwerkelijk over DH02 gaan. Cliënten krijgen hierdoor het idee dat er een soort ‘spookproces’ plaatsvindt.
De nabestaanden van de heer Henriquez overwegen de agenten, de politie, het Openbaar Ministerie danwel de Staat der Nederlanden civiel aansprakelijk te stellen. Ter voorbereiding daarop wensen zij eerst een aantal bij de aanhouding betrokken agenten onder ede te horen. Dat verzoek wordt deze week ingediend bij de Rechtbank Den Haag.
De nabestaanden van de heer Henriquez overwegen hoger beroep in het tweede Kort Geding. Dit omdat zij menen dat er met twee maten wordt gemeten door de namen van deze agenten geheim te houden. De nabestaanden blijven strijden met alle juridische middelen die zij daarvoor hebben.