Voor het verhalen van schade zijn verschillende juridische vereisten. Het belangrijkste vereiste is dat er sprake moet zijn van onrechtmatigheid. De onrechtmatigheid kan worden vastgesteld door middel van de juridische constructies: inbreuk op een recht, schending van een wettelijke plicht of een schending van een ongeschreven norm. Soms is het onderscheid tussen deze verschillende categorieën niet duidelijk en gaan ze samen. Dit geldt zowel voor strafzaken als in civielrechtelijke procedures. Het verhalen van schade in een strafproces wordt namelijk ook naar civielrechtelijke maatstaven beoordeeld.
Er is sprake van inbreuk op een recht wanneer andermans subjectieve recht wordt geschonden (zoals een vermogensrecht (bv. eigendom) of het recht op lichamelijke integriteit. De handeling die de schade veroorzaakt moet tevens de rechtsinbreuk zijn. Zo is het trappen tegen een tak die vervolgens in het oog van de persoon die achter diegene loopt, niet per definitie aan te merken als rechtsinbreuk.[1]
In het strafproces kan het slachtoffer vergoeding van de schade vorderen die een rechtstreeks gevolg is van het strafbare feit, zoals gestolen zaken, omdat er inbreuk is gemaakt op het recht van een slachtoffer, zoals het recht op eigendom. Immateriële schade kan worden gevorderd op basis van een rechtsinbreuk als een schending van een fundamenteel mensenrecht, maar ook op basis van gederfde levensvreugde en op basis van een ‘aantasting in de persoon’. Voor het aannemen van aantasting in de persoon moet het als voldoende worden geacht dat er een zeer ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is gemaakt. [2] Het enkele gekwetst voelen of louter psychisch onbehagen is onvoldoende voor het toekennen van smartengeld.[3]
Zelfs het onvoldoende verwarmen van je eigen woning kan onrechtmatig zijn. Zo bepaalde de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 9 juni 2016 (ECLI:NL:RBOBR:2016:2989) dat, nu het onvoldoende verwarming tot schade aan de scheidingsmuur van de twee-onder-een-kap woning heeft geleidt, de gedaagde daardoor onrechtmatig heeft gehandeld. Geoordeeld werd dat van de gedaagde mag worden verwacht dat hij zijn eigen woning dusdanig onderhoudt, ook in geval van leegstand, dat de buurman daarvan geen schade of hinder ondervindt. Hierbij werd overwogen dat door het onvoldoende verwarmen van diens woning mogelijk ook sprake was voor een ongerieflijk gevoel in de woonkamer van de buurman.
Een handeling kan ook onrechtmatig zijn omdat deze in strijd moet worden geacht met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Wanneer geen aansprakelijkheid vastgesteld kan worden, zal een Rechter oordelen dat sprake is van een ‘ongelukkige samenloop van omstandigheden’.
Het veroorzaken van schade is slechts onrechtmatig wanneer de gedraging valt in één van de hiervoor genoemde juridische categorieën. Het uitgangspunt in het Nederlandse recht is dat eenieder zijn eigen schade draagt. Dat betekent dat slechts wanneer het onredelijk wordt geacht om iemand zijn of haar eigen schade te laten dragen, een ander daarvoor aansprakelijk kan worden gehouden.
[1] Hoge Raad, 28 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF2679
[2] Hoge Raad, 9 juli 2004, NJ 2005, 391.
[3] HR 21 februari 1997, NJ 1999, 145 m.nt. CJHB (Wrongful birth) en HR 13 januari 1995, NJ 1997, 366 (Ontvanger/Bos)