In onderhavige zaak wist mr. Richard Korver het ertoe te leiden dat het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) tot verlenging van een voorlopige ondertoezichtstelling (VOTS) door de Kinderrechter werd afgewezen.
Volgens de RvdK was een VOTS noodzakelijke hangende het door de RvdK te verrichten onderzoek in verband met de gezondheidstoestand van de minderjarige en het daarmee samenhangende schoolverzuim. Volgens de RvdK zouden ouders de in Nederland aanwezige zorg niet accepteren die de minderjarige behoeft. Door de gezondheidstoestand van de minderjarige kwam haar schoolgang ernstig in het geding.
Mr. Korver betoogde dat het verzoek wegens het ontbreken van wettelijke gronden diende te worden afgewezen. Ter onderbouwing bracht mr. Korver naar voren dat de minderjarige medische behandeling in het buitenland kreeg en de minderjarige derhalve geen behandeling werd onthouden. Bovendien was de minderjarige gestart met voortgezet speciaal onderwijs, zodat er rekening kon worden gehouden met de beperkingen van de minderjarige en het schoolverzuim kon worden teruggedrongen.
In deze zaak leed de minderjarige aan de ziekte van Lyme. Haar ouders en de minderjarige zelf verkozen behandeling in Duitsland boven behandeling in Nederland.
Deze zaak laat zien dat het recht op vrije arts keuze ook niet door de Raad voor de Kinderbescherming of Nederlandse artsen mag worden ingeperkt.
Voor de gehele uitspraak klik hier