Reactie niet vervolging directeur Hofnarretje valsheid in geschrift en oud medewerker Edwin R. inzake zedenwetgeving
Mr. Richard A. Korver, de advocaat die namens BOINK, Stichting Onderzoek Hofnarretje en individuele ouders een beklag tegen de niet vervolging van de directeur/eigenaar van het Hofnarretje indiende bij het Gerechtshof nam kennis van de mededelingen van het OM dat de directeur ook niet vervolgd zal worden voor valsheid in geschrift.
Het OM liet hem weten dat daaromtrent een aanvullend ambtsbericht is opgesteld. Daarvan heeft de raadsman nog geen kennis kunnen nemen, zodat een definitief oordeel over de beslissing niet te vervolgen in verband met valsheid in geschrift nog even op zich laat wachten. Niet uit te sluiten valt echter dat mr. Korver namens zijn cliënten hun beklag bij het Hof zal aanvullen met een beklag tegen de niet vervolging van de directeur ter zake valsheid in geschrift.
Ten aanzien van een oud medewerker van het Hofnarretje, genaamd Edwin R., heeft het Openbaar Ministerie laten weten hem niet voor de rechter te brengen. Deze oud medewerker wordt verdacht van het bezit van kinderporno en het verrichten van seksuele handelingen met zichzelf voor een webcam tijdens chatsessies met minderjarigen.
Het OM vervolgt hem niet omdat zij verwacht dat een eventuele straf lager zal zijn dan de tijd reeds doorgebracht in voorarrest, alsook omdat het strafrechtelijk vooronderzoek al zeer ingrijpende gevolgen heeft gehad (verlies baan, woning en vermeend onterecht verband Roberts M.).
Hoewel vanuit juridisch oogpunt de redenering van het Openbaar Ministerie te volgen is, wordt op deze wijze het in het openbaar verantwoording afleggen vrijwel onmogelijk. Aan de andere kant heeft navraag door mr. Korver bij het OM geleerd dat sprake is van een voorwaardelijk sepot, de heer Edwin R. zich dus dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering en hierdoor deze zaak zichtbaar wordt op zijn justitiële documentatie.
Mr. Korver dient de beslissingen nog te bespreken met cliënten die dat aangaat. Hij wijst er op dat voor zover er slachtoffers geïdentificeerd zouden zijn, die door de beslissing van het OM de mogelijkheid wordt ontnomen om op eenvoudige wijze hun schade middels voeging in het strafproces te verhalen.