In een eerste reactie op de beslissing van het Openbaar Ministerie om de directeur van het voormalige Hofnarretje niet verder te vervolgen laat mr. Richard A. Korver, advocaat van veel ouders namens wie aangifte tegen de ex-directeur is gedaan, het volgende weten.
Het merendeel van de cliënten namens wie aangifte is gedaan begrijpen niet hoe het OM tot deze beslissing heeft kunnen komen. Wat hen betreft is de onderbouwing van dit besluit grotendeels een uitgewerkte herhaling van het standpunt dat de Openbaar Ministerie reeds voordat de aangifte werd gedaan heeft ingenomen. In dit opzicht zijn veel ouders dan ook niet verbaasd over deze beslissing.
Wat voor veel ouders onduidelijk blijft is of de ex-directeur is verhoord als getuige of als verdachte. Evenmin is duidelijk of justitie computers of andere bescheiden van de ex-directeur in beslag heeft genomen.
Het is om deze reden dat een deel van de cliënten nog immer het gevoelen bekruipt dat er van meet af aan geen deugdelijk onderzoek naar de rol van de werkgever van Roberts M. is uitgevoerd.
Het OM stelt:
“Het OM is wel van oordeel dat de bedrijfsvoering van kinderdagverblijf ’t Hofnarretje zeer te wensen overliet. Mede door de wijze van bedrijfsvoering heeft Robert M. volgens zijn eigen verklaring de mogelijkheden gehad vele kinderen voor een langere tijd seksueel te misbruiken.”
Het is voor ouders namens wie aangifte is gedaan volstrekt onbegrijpelijk dat dit niet leidt tot een vervolgingsbeslissing. Het OM beargumenteert haar beslissing als volgt:
“ De gebrekkige bedrijfsvoering bij kinderdagverblijf ’t Hofnarretje betekent echter niet dat de heer Drent en de directie van ’t Hofnarretje in strafrechtelijke zin een verwijt kan worden gemaakt ten opzicht van het seksueel misbruik.”
Uit de toelichting die het Openbaar Ministerie de raadsman verstrekte blijkt voornamelijk dat de ex-directeur de beschuldigingen ontkent. Dit viel wat cliënten betreft ook te verwachten. Uit de verklaring van het OM wordt niet duidelijk op welke wijze de ex-directeur bij zijn ontkenningen geconfronteerd is met tegenindicaties voor zijn stellingen hieromtrent.
Een aantal cliënten heeft mr. Korver reeds gevraagd te bezien of de conclusie van het Openbaar Ministerie kan worden aangevochten.
Mr. Richard A. Korver bestudeert dan ook namens cliënten de mogelijkheden om met succes een artikel 12 Sv procedure (beklag over niet vervolging bij het Gerechtshof) te starten.