Het hof zet in deze beschikking de route uit die gevolgd moet worden (zowel in eerste aanleg als in appel) als er een beroep op artikel 287a van de faillissementswet wordt gedaan.
Wie levert welke stukken op welk moment aan?
Aanleiding
Door de wetswijziging van de faillissementswet per 1 januari 2008 is onder meer een nieuw artikel ingevoegd: artikel 287a.
Dit artikel maakt het – kort gezegd – mogelijk om een schuldeiser, die niet instemt met een door de schuldenaar aangeboden minnelijke regeling (dat wil zeggen, een regeling zonder tussenkomst van de rechter), met behulp van de rechter te dwingen om toch mee te werken aan de regeling. Vandaar de term: “dwangakkoord”.
Meestal is er sprake van een aantal verschillende schuldeisers en zijn er in een dergelijk geval een of twee schuldeisers die niet willen meewerken aan de regeling, waardoor de hele regeling voor alle schuldeisers komt te vervallen.
Taak van de rechter
De rechter moet in een dergelijk geval alle belangen afwegen: van de schuldenaar, van de schuldeisers die wél willen meewerken en van de schuldeisers die niet willen meewerken. Om dit te kunnen doen, moet de rechter wel over een volledig dossier beschikken.
Huidige zaak
Het hof is in deze zaak van oordeel dat hij niet over alle stukken beschikt. Partijen krijgen daarom de gelegenheid stukken na te zenden, waarna het hof zal beslissen.
Algemeen belang
De zaak die nu bij het hof voorligt is, voor zover bekend, de eerste zaak in beroep sinds de wetswijziging. Daarom heeft het hof in deze beschikking de route uitgezet die gevolgd moet worden als er een beroep op artikel 287a van de faillissementswet wordt gedaan. Die route ziet op de eerste aanleg en op de procedure in appel.
bron: rechtspraak.nl