Op maandag 2 april 2012 zullen de ouders in de Amsterdamse Zedenzaak hun eisen tot schadevergoeding indienen. Mr. Richard A. Korver die in deze zaak 47 kinderen bijstaat, zal een algemene toelichting geven. Die algemene toelichting die in het openbaar wordt uitgesproken treft u bijgaand aan.
Wat opvalt is dat, op een andere dan normale wijze immateriële schade wordt gevorderd. Omdat de kinderen zo jong zijn is moeilijk te beoordelen of er sprake is van psychische schade bij de kinderen en/of andere immateriële schade. Dat is wel hoe normaal gesproken een vordering tot schadevergoeding word gemotiveerd. Veelal met een onderbouwing van bijvoorbeeld rapportages van psychiaters over specifieke klachten van dat desbetreffende slachtoffer.
Nu dat in deze zaak vrijwel niet mogelijk is, heeft mr. Korver aansluiting gezocht bij Rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, die oordeelt dat bij schending van een mensenrecht per definitie een recht op immateriële schadevergoeding ontstaat.
In deze zaak kan worden gesproken van de volgende drie schendingen van mensenrechten:
Lichamelijke integriteit/ zelfbeschikkingsrecht
Family life (ongestoord gezinsleven)
Privacy (dit in verband met de gemaakte kinderpornografische beelden)
Voor ieder mensenrecht dat geschonden is claimen de slachtoffers € 8.000,00. Dit geldt ook voor de cliënten van andere advocaten en Slachtoffer Hulp Nederland in deze zaak. Alle partijen hebben dus besloten volgens dezelfde systematiek immateriële schade te vorderen.
De schade wordt niet alleen van Robert M. gevorderd, maar ook van Richard van O. Ouders vinden dit belangrijk omdat de heer Richard van O. kennis heeft gekregen aan Robert M. via een internetcontact dat handelde over kinderpornografie. De heer Van O. wist derhalve dat Robert M. pedofiel was. Hij heeft Robert M. vervolgens opgehaald uit Duitsland toen hij uit de gevangenis werd ontslagen. Een gevangenis waar Robert M. overigens zat in verband met verdenkingen van kinderpornografische aard. De heer Van O. heeft Robert M. vervolgens meegenomen, zijn opleiding in de kinderopvang betaald en geprobeerd te helpen aan werk, door onder andere advertenties op te hangen voor het aanbieden van oppas voor kinderen. Het is inmiddels ook bekend geworden dat de heer Van O. enige tijd lid is geweest van pedovereniging Martijn.
Nu volgens het Openbaar Ministerie uit verschillende verhoren en andere bewijsmiddelen blijkt dat de heer Van O. wist van het kinderpornografische materiaal dat Robert M. vervaardigde en bewerkte, alsmede gezien het feit dat de heer Van O. op andere manieren faciliterend zou hebben gewerkt ( bijvoorbeeld door zakjes glijmiddel te prepareren, een rugzak klaar te zetten, Robert M. naar oppasadressen te brengen of te halen etc.) menen ouders dat de heer Van O. net zo aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan als Robert M. dat is.
Al het voorgaande betekent dat per kind een minimum bedrag van € 16.000,00 aan schadevergoeding gevorderd word, daar er altijd op zijn minst sprake is van twee schendingen van mensenrechten. Het is dan ook zeer aannemelijk dat de schade, opgeteld, de € 1.000.000,00 ruimschoots overstijgt. Het geeft tegelijkertijd aan dat de omvang van deze zedenzaak ook zorgt voor een impact die reeds nu breed gevoeld wordt.